Om te beginnen, bestaan er twee basis-, maar belangrijke grootheden waarmee men in de elektriciteit en de elektronica te maken heeft. Het gaat hier om spanning U en stroomintensiteit I.
Waar gaat het over ?
Nemen we hiervoor een eenvoudige analogie: stel, we zijn handig genoeg om het balletje in de buis onbeweeglijk op zijn plaats te houden (evenwicht) . Beide uiteinden van de buis bevinden zich op identieke hoogte te opzichte van de grond (referentie). Stel nu dat we de buis aan een kant laten zakken: dan merken we dat het balletje naar de lager gelegen kant zal rollen. Het hoogteverschil is hiervoor verantwoordelijk. De analogie: Onder invloed van het verschil in spanning U zal in de elektriciteit een stroom I vloeien die onder meer afhankelijk is van de grootte van dit verschil in spanning. |
|
Als elektrische lading kunnen we positieve en negatieve ladingen onderscheiden. Een batterij bijvoorbeeld, heeft een positieve en een negatieve pool of aansluitklem. Afhankelijk van de eigenschappen van deze batterij zijn de spanning (U) en de mogelijkheid tot stroom (I) leveren bepaald (soms wordt spanning ook wel als V aangeduid). Een niet-aangesloten batterij kan geen stroom leveren of doen vloeien als er geen verbruiker aan de klemmen gekoppeld is ( in de analogie: als er geen buis aanwezig is ).
|
De
spanning, of het potentiaalverschil, wordt uitgedrukt in
VOLT,
symbool U
of V. Men werkt meestal met onderverdelingen van deze grootheden. |
|
|
|||
|
V mV µV nV |
|
A mA µA nA |
|
||
100 = 1 |
100 =
1 |
giga =
109 |
Terug naar het begrip "stroom" |
||
Stel : een buis waardoor een bepaalde vloeistof stroomt, waarvan we wensen het debiet te kennen. Daarvoor moeten we in de kring een bepaald "ding" opnemen dat een maat van de hoeveelheid vloeistof door de buis weergeeft ( grootheid ), en dit gedurende een bepaalde tijd, bijvoorbeeld één seconde. Hetzelfde gebeurt voor de elektrische stroom. Het aantal elementaire ladingen die op een bepaald ogenblik door een bepaald punt in een gesloten kring vloeien vertegenwoordigen een bepaalde elektrische stroom gedurende 1 sec.
|
e= 1,6 10-19 Coulomb |
|
De stroommeting gebeurt met behulp van een ampèremeter. |
||
Een stroom van 1 Ampère (1A) betekent een doorstroom van 1 Coulomb gedurende één (1) sec. |
1 Ampère = 1
Coulomb per seconde |
|
De wet voor stroom
luidt als volgt : |
|
|
|
||
De spanning of het potentiaalverschil is het gevolg van een accumulatie van positieve ladingen op de positieve pool en negatieve ladingen op de andere pool. |
De stroom is een verplaatsing van ladingen ( elektronen ) doorheen het materiaal. De stroom is te zien als kinetische energie ( die van beweging ). |
|
Een spanning kan bestaan zonder stroom. |
Stroom kan niet zonder spanning voorkomen. |
|
Men meet spanning met een spanningsmeter. |
Men meet stroom met een stroommeter. |
|
De eenheid van spanning is Volt (V). |
De eenheid van stroom is Ampère (A). |
|
In dit deel van de cursus behandelen we enkel gelijkspanning.
|
||